
Ghosts of the past
Ik weet nog hoe je naast me lag
Warm. Zacht. Ademend.
Hoe je was opvouwde.
Naar me lachte.
Het leek zo gewoon, maar het was zo bijzonder
Wat volgde de kou. Zo koud.
Je wang was koud. Je lach bevroren.
Mijn hart werd een klomp.
Het werd kil in huis.
Het licht was minder helder.
Mijn hoofd werd minder helder.
Soms denk ik dat ik je zie.
Niet op zo’n troostende manier van ‘zij waakt nu over jou’
Nee, ik zie jou gewoon overal.
Ik zie je lopen aan de hand van een andere man.
Ik zie je fietsend, de rug van een andere vrouw
Ik zie je in de straten, op muren
In de schaduwen die me volgen.
Ben jij niet meer alleen?
Soms leg ik mijn hand op steen
Het klopt niet, toch doe ik het
Na al die lege avonden
Is mijn gemoed zo zwaar
Ik loop over bruggen
Langs de rivier.
Wie zal mij missen?
Zou het water erg koud zijn?
Dat zijn de vragen die ik niet had
Toen jij nog lachte
En de was vouwde
MdG
Geen opmerkingen:
Een reactie posten